Wonderlijke tijden. Verstoring van de bestaande orde. Wat voor jou belangrijk is wordt bedreigd – en je zoekt steun, houvast, geborgenheid. Je behoefte aan zekerheid groeit, maar waar vind je die nog? De werkelijkheid schreeuwt je toe: ’Je bent op jezelf aangewezen!’ Ben je dus alleen? Nee! Want we zijn hier samen. Niemand is alleen. En we hebben elkaar nodig. Meer dan ooit. Deze tijd vraagt om tevoorschijn komen. Laten zien wie je bent. Je niet meer verschuilen maar meedoen. Inbrengen wat jij kunt bijdragen – door te doen waar jíj blij van wordt. En je door niets of niemand meer bang laten maken. Wanneer je de moed kunt opbrengen om voluit te leven – recht uit je hart, en geholpen door je hoofd – ben je minder alleen dan je denkt. Dan kun je steun, houvast en geborgenheid ervaren. Bij jezelf, en bij de ander. En dan heb je ook wat te geven – dan geef je wie jij in wezen bent.

donderdag, oktober 06, 2011

Your time is limited (Steve Jobs)



Steve Jobs is dood. Dat voelt naar. Z'n ideeën zijn nog springlevend. Hier is ie nog een keer op video, zijn Stanford Commencement Speech 2005‬.



“Your time is limited, so don't waste it living someone else's life. Don't be trapped by dogma - which is living with the results of other people's thinking. Don't let the noise of other's opinions drown out your own inner voice. And most important, have the courage to follow your heart and intuition. They somehow already know what you truly want to become. Everything else is secondary.”

Hier de volledige tekst van zijn toespraak.

Stay Hungry. Stay Foolish.

maandag, juni 13, 2011

'Das ist erforderlich' (Anselm Grün)


Anselm Grün komt aanrijden in zijn Golf. Hij is een Duitse monnik. Beroemd, pensioengerechtigd en rijdt zelf. Uit de achterklep haalt hij zijn habijt en trekt die aan over z'n gewone-mensenkloffie. De zonderling met slobberkleren en baard-van-een-paar-jaar verandert in een paar tellen in een opvallende verschijning. Iemand waar honderd man op zit te wachten. Om te horen over spiritueel leiderschap. Over aansluiten op je innerlijke bron. Je krachtbron van binnen. De bodem in jezelf te vinden.

Hij vertelt een doorleefd verhaal. En zegt geen woord teveel. Zijn Duits is te begrijpen, door de eenvoud van zijn boodschap, en van zijn woorden. Gelukkig, hij heeft geen geluksrecepten. Hij is zijn boodschap: matig, blijmoedig, begripvol. Hij gelooft niet in illusies. Verzet zich niet tegen het leven. Erkent zijn gevoelens. Durft stil te staan bij zijn emoties, duwt ze niet weg - ze mogen er zijn. Benoemt wat er in hem leeft. Erkent wat er is. En daarom gelukkig. Op zijn tijd.

Na afloop vraag ik me af hoe ik zijn verhaal kan plaatsen in deze tijd. In mijn beleving een spannende tijd, waarin veel los komt. Ik zie hem nog met iemand en een kopje koffie staan en vraag hem vlak voor hij vertrekt: 'Nu alles minder zeker wordt, er minder structuur is, systemen onder druk staan, wat vast staat niet meer zo vast is, er zoveel verandering gaande is, en er zoveel in beweging komt, is het dan juist zaak om verder in onszelf te zakken, af te dalen naar wie we werkelijk zijn - onszelf op een diepere laag te leren kennen en daar onze zekerheid te vinden? En zo uiterlijke zekerheid te vervangen door innerlijke zekerheid?' Met pretoogjes kijkt hij me aan: 'Das ist erforderlich.' Niet zomaar nodig, maar zelfs noodzakelijk.

woensdag, mei 25, 2011

Een stille revolutie, geen macht zonder gezag


Er is iets gaande. En ik probeer te begrijpen wat. Ik zie mensen opstaan en tevoorschijn komen. In een verlangen naar ruimte en vrijheid. Jezelf uitdrukken zoals je bent. Niet meer gehinderd door hoe het gaat en hoe het hoort. En ik zie de machthebbers schrikken. Het systeem verkrampen, de structuren onder druk staan. Je ziet het in Noord-Afrika en het Midden-Oosten – en wie weet waar binnenkort nog meer. Het zou zo maar een nieuw 1989, een nieuwe Wende kunnen worden. En ik zie het dichterbij, direct om me heen. In de organisaties waarvoor ik werk. Alleen daar niet in de vorm van een opstand. Meer een stille revolutie. Een beweging vol eigenheid, eigenzinnigheid en eigenwijsheid. Waarin vrouwen een weinig opvallende maar cruciale rol spelen.

Steeds meer vrouwen
De vrouwen rukken op. Steeds meer vrouwen in organisaties, op allerlei plekken. Vanouds in de zorg, en toen het onderwijs. Nu bij de overheid en in de rechterlijke macht. En in de advieswereld, op advocatenkantoren en in de voedingsindustrie. En inmiddels op andere niveaus. Eerst waren er alleen verpleegsters en assistentes, nu volop vrouwelijke dokters. Eerst alleen secretaresses, nu volop vrouwelijke advocaten en rechters. Op de universiteit zijn ze al in de meerderheid. En steeds meer werkende vrouwen, dat gaat werken – dat werkt door in de cultuur van organisaties. Feminisering. Dat impliceert dat er ooit masculinisering was. Klopt. Toen mannen de kost gingen verdienen en de vrouwen thuis bleven. Mannen eropuit trokken en vrouwen gingen zorgen - en mannen de baas werden. Wat zo ver ging dat je tot in de jaren zestig als vrouw werd ontslagen zodra je trouwde. Een aantal van onze moeders hebben het meegemaakt.

Steeds meer gelijkheid
Als je nu goed opgeleid en vijfentwintig bent maakt het hoegenaamd niet meer uit of je man of vrouw bent. De balans in organisaties is aan het verschuiven. Onderaan de piramide is er steeds meer gelijkheid. En over piramide gesproken, die is een stuk minder steil aan het worden. Het begint meer op zo’n uienkoepel op een Oostenrijks kerkje te lijken. Uitgedijd van onderen, door de steeds plattere organisatievormen. En hoe platter de organisatie, hoe meer gelijkheid, en hoe minder verschil – in verantwoordelijkheid, bevoegdheid, beloning, status, macht. Steeds minder afdelingen, steeds meer projectteams. En steeds meer gaat het over wat je in te brengen hebt, sterker nog: wie je bent. Je wordt voor een team gevraagd vanwege jouw specifieke kwaliteiten, om jouw unieke bijdrage. Je kostje is dus ook niet meer gekocht als je eenmaal in een functie zit. En die zijn er ook steeds minder.

Steeds meer nu
Twee bewegingen dus. Steeds meer vrouwen, en steeds meer gelijkheid. En een derde beweging. Minder opvallend, een stil proces. Mannen gaan minder werken. Steeds meer mannen werken vier dagen per week. Nog weinig veertigers en vijftigers, wel veel twintigers en dertigers. Jonge mensen lijken een ander arbeidsethos te hebben. Sterker nog, het is een woord dat ze niet eens kennen. Je werkt zoveel als je wilt, je werkt zoveel als volgens jou nodig is. Omdat je er plezier in hebt, of om de huur of hypotheek te betalen, of allebei. Vijf dagen is geen uitgangspunt. Het is andersom: hoeveel dagen wil ik eigenlijk werken? Waarbij hoogopgeleide mensen het makkelijk hebben, ze verdienen sowieso veel geld, meer dan genoeg om rond te komen, zeker als je samenwoont. Ze hebben hun ouders voor geld en carrière zien werken. Ze hebben de gevolgen ervan gezien. Teveel stress en te weinig thuis. Jonge mensen doen het anders. Maar wat wil je, als je een wereldreis van een jaar hebt gemaakt? Dan weet je dat er meer te koop is in de wereld dan vijf dagen per week opgesloten zitten in een kantoor. Dan wacht je niet met genieten van je leven tot je met pensioen gaat.

Steeds meer bewustzijn
Die ‘vrijheid, blijheid’ is een gruwel in de ogen van de calvinisten die ons waarschuwen voor de opkomende economieën. Want we moeten concurreren. Dat betekent volgens hen hard werken, uren maken, buffelen. Maar het is een denkfout. Want Chinezen werken harder, Indiërs zijn intelligenter en Brazilianen zijn beweeglijker. Daar is niet tegen op te boksen. Bovendien, we hebben het al gedaan. In de Gouden Eeuw, met onze VOC-mentaliteit. Die zijn we godzijdank bijna kwijt. Want we zijn verder, veel verder. We zijn hartstikke creatief en we kunnen bijzonder complexe zaken aan. We begrijpen heel goed andermans problemen en kunnen die helpen oplossen. Dat exporteren we, maar niet op een agressieve en overweldigende manier, zoals vroeger, want dat hoort daar niet bij. We beschikken inmiddels over een bewustzijn waarmee we veel kunnen overzien en nog meer begrijpen. Daar zit onze meerwaarde.

Steeds meer inlevingsvermogen
Hé, overzien en begrijpen, dat zijn toch vrouwelijke eigenschappen? En agressie en overweldiging, dat zijn toch mannelijke trekken? Zijn we dan watjes aan het worden? Ja, misschien wel. In ieder geval is inlevingsvermogen een steeds meer gewaardeerde kwaliteit aan het worden. Je kunnen inleven is ook het verschil tussen een manager en een leider. Een manager wil het voor elkaar krijgen op korte termijn, kost wat kost. Een leider gaat voor besluiten die breed worden gedragen – omdat mensen zich gehoord en begrepen voelen. Het verschil tussen collateral damage en duurzaamheid. En het toeval wil dat vrouwen nu eenmaal beter zijn in inleven dan mannen, en daardoor vaak betere beslissingen nemen. En mannen graag snel willen scoren, en vaak niet in de gaten wat ze daarmee aanrichten in hun relaties en omgeving.

Je overgeven aan de nieuwe werkelijkheid
Maar de tegenstelling mannen – vrouwen is te makkelijk. Het ligt net anders. Het gaat om mannelijke en vrouwelijke energie. We komen uit een wereld waarin de mannelijke energie overheersend is. Dat drukt zich uit in machtsstructuren en gezagsverhoudingen. En het werkt steeds minder. Hoe meer bewustzijn we ontwikkelen hoe minder we ons ergens iets aan gelegen laten liggen. Bevalt het je niet? Dan ga je ergens anders werken, of je begint voor jezelf. In de Arabische wereld zijn de mensen zich aan het bevrijden van dictators. Wij zijn ons aan het bevrijden van alle macht die geen gezag heeft. Het organisatiesysteem is gewend aan ‘kennis is macht’. Maar dat bestaat nauwelijks meer in onze wiki-wereld. Alles is toegankelijk, iedereen kan overal bij. Binnenkort kun je niemand meer voor de gek houden, want alles wordt doorzichtig. Daar zit je dan, als leidinggevende vijftigplusser, gewend aan slim doen en handig zijn, iedereen te snel af. Dan rest nog maar een ding: je overgeven aan de nieuwe werkelijkheid. Waarin mannelijk en vrouwelijk samen opgaan en elkaar aanvullen. Een werkelijkheid waarin van vrouwen stevigheid en besluitvaardigheid wordt gevraagd, en van mannen zachtheid en begrip.

(Verschenen in: Tijdschrift voor Management Development jaargang 19, nummer 2, zomer 2011)

woensdag, april 20, 2011

Leadership is overglorified (Derek Sivers)




Leadership Lessons from Dancing Guy - de ultieme relativering van alle verhalen over leiderschap, < 3 min. video van Derek Sivers

dinsdag, april 19, 2011

Den Haag is een dorp



Een van onze buren, Paul, heeft een ongeneeslijke spierziekte, ALS. Hij wordt steeds zwakker en raakt op den duur volledig verlamd. Een paar jaar geleden nog een gezonde, actieve kerel, groot en sterk, nu zit hij een elektrisch wagentje. Hij was altijd hun huis aan het verbouwen, nu wordt het voor hem verbouwd. Hij kan nauwelijks meer praten, communiceert via een spraakcomputer en heeft 24-uurs verzorging nodig. Hij is halverwege de veertig, hij is getrouwd en heeft twee kinderen, op de basisschool.

Paul heeft een sterke vrouw, Myra. Ze heeft het zwaar maar ze zit niet bij de pakken neer. En ze kan goed organiseren, op een manier die uitnodigend en aanstekelijk is. Vlak voor Sinterklaas gaven Paul en Myra een feest, in het café op het plein om de hoek. Aanleiding was de verjaardag van hen allebei. Reden was hun dankbaarheid. Het stond er vol. Helemaal vol met mensen die op de een of andere manier ‘iets’ doen voor hun gezin.

Tientallen mensen die de kinderen naar school brengen, boodschappen doen en koken, bedden verschonen en de was doen, Paul’s lunch verzorgen en hem medicijnen geven, de kinderen uit school halen, de kinderen naar balletles en het voetbal brengen, en weer halen - tot en met de tafel afruimen, de katttenbak doen, de vuilnisbakken, de broodtrommels, de ontbijtboel, de weekboodschappen, en hulp bij de administratie.

Allemaal vrijwillig aangeboden. Door opa en oma, vrienden, bekenden, buren. Vaak uit henzelf, er is allerlei eigen initiatief. Zo heeft een van de buren voor de zaterdag een kooktoerbeurt georganiseerd. Acht buren doen mee. Rond zessen kun je een van hen met een warme pan of ovenschaal over straat zien gaan. Nog leuker dan de taartenbakwedstrijd op het jaarlijkse straatfeest. Want nu gaat het ook nog ergens over.

Dit zei Myra in haar ‘feestrede’: ‘Ik weet dat iedereen onze dankbaarheid wegwuift met ‘Geen moeite, graag gedaan’. Voor ons is het niet vanzelfsprekend. Vooral mijn leven zou er anders uitzien, als jullie er niet voor ons zouden zijn. Door jullie inzet kan ik ook nog min of meer gewoon ‘de vrouw van’ en ‘de moeder van’ zijn, ben ik niet alleen de facilitaire dienst en de verzorging. We kunnen nog tijd voor elkaar nemen en samen leuke dingen doen. Laten we het glas heffen op onszelf, op elkaar en op het leven! Proost!’

Ton, de vader van Myra, gepensioneerd en toegewijd, zag het allemaal aan op het feest in het café. De opgewektheid, de blijdschap, de dankbaarheid. De mix van licht en zwaar. En hij zegt: ‘Ik woon in een dorp, daar zou je dit verwachten. Maar hoe jullie dit hier in de stad voor elkaar doen, dat heb ik bij ons nog niet meegemaakt.’

Gesproken column tijdens het Reuring! Café van dinsdag 19 april 2011.

zondag, maart 20, 2011

Allemaal mensen

maandag, maart 14, 2011

Weten dat je het niet weet

DSC00106

Om negen uur begint de wekelijkse vrijdagochtendbespreking op het partijbureau. Door de kabinetscrisis moet het verkiezingsprogramma –waar we nog maanden voor dachten te hebben – binnen de kortste keren klaar zijn. Het is mijn taak om, net als een kleine vier jaar eerder, de inleiding te schrijven. Rode draad, het grote geheel. Dat doe ik niet alleen, daar werk je met z’n allen aan. Alleen al omdat iedereen daar wel iets van vindt. Zo’n inleiding wordt dan ook vanzelf behoorlijk omvangrijk. Dus er is ‘een inleiding van de inleiding’ nodig. Overstijgend en overtuigend. Helemaal iets voor mij, vindt iedereen. Dat weet ik al een week. Maar het komt er niet uit. Ik kom er niet uit. Geen idee wat er in moet komen. Wat valt er nog meer te zeggen? Het moet die dag wel klaar zijn. De tijd dringt, de druk loopt op. ‘Alle ogen zijn gericht op Kwatta.’ Zo voel ik me. Niet goed.

Naar de kelder
‘Voor we beginnen wil ik graag wat zeggen. Ik heb net iets ontdekt. Over de inleiding van de inleiding, en over mezelf. Ik kan het niet alleen. Ik heb jullie nodig.’ Verbazing, ongeloof. Hoezo? Wat bedoel je? ‘Echt. Ik kan dit niet alleen. Ik heb jullie nodig.’ Verwarring. Begin van ergernis. Kom joh, dat kun jij toch? ‘Ik meen het. Ik kan het echt niet alleen. Ik heb jullie hulp nodig.’ Dan zeggen de twee jongsten - slimme jongens, aanstormend talent - ‘We helpen je.’ We gaan naar de kelder. Onder de kloostermoppen praten we ruim een uur. ‘Bedankt jongens, ik ben eruit.’ De stroom komt op gang en ’s middags mail ik een paar honderd woorden rond. Onmiddellijk reacties. Mail, sms, telefoon. Niet gebruikelijk. Oprechte complimenten. Al helemaal niet gebruikelijk, zeker niet in de politiek.

Niets meer aan doen
De volgende ochtend is de grote afrondende bijeenkomst met alle direct betrokkenen bij het programma. Als dagopening lees ik het stuk voor. Doodse stilte. ‘Amen’ zegt iemand op het eind. ‘Wat ze ook zeggen, niets meer aan doen’ zegt een mediakanjer naast me. Middenin het verhaal staat de sleutelzin, waar ik me pas echt van bewust van word als de krant die – min of meer verbaasd – aanhaalt: ‘Geen mens kan zonder de ander. We hebben elkaar nodig’.

Ik weet het niet
De feministes in de jaren zestig zeiden ‘het persoonlijke is politiek’. Of ze ook bedoelden dat de oplossing van een persoonlijk probleem de kern van een gezamenlijke kijk op de samenleving blijkt te zijn weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik het vaak niet weet. Meestal eigenlijk niet. En als ik dat durf te erkennen kom ik eruit. Andersom, als ik niet kan toegeven dat ik het niet weet dan heb ik een probleem. En ik niet alleen, mijn omgeving ook. Want dan lever ik niet waar anderen op wachten. En van mij verwachten, net als ikzelf. Maar ik hoef het niet alleen te doen. Dat denk ik maar. Niet goed voor m’n gezondheid. Dodelijke gedachte.

Laat gaan
Uiteindelijk hebben we het over ego. Want het is m’n ego dat mij, en mijn omgeving, wil doen geloven dat ik alles weet en niet om hulp hoef te vragen. M’n ego heeft me ver gebracht – in een programmacommissie!, columnist bij een tijdschrift! – maar het zit me net zo goed in de weg. ‘Ikke, ikke, ikke...’ Daarnaast de beelden die ik blijkbaar over mezelf en het leven heb: ik moet alles kunnen, en ik mag anderen niet lastig vallen. Hoe verzin je het? Wie zegt dat? Hoe kun je jezelf in de weg zitten? Domweg oude patronen, met de nadruk op dom. Niet meer nodig. Afscheid van nemen. Laten gaan. Al doet dat zeer. Want het is ‘ik’. Maar wel m’n kleine ‘ik’. Het is m’n grote ‘IK’ die kan zeggen: ‘Ik kan het niet alleen. Ik heb jullie nodig.’


Aan management developers de taak om (toekomstige) managers hun eigen kleine ‘ik’ te leren kennen, er van een afstand naar te kijken, en ze de enorme potentie van hun grote ‘IK’ te laten ontdekken. Want ook grote managers en leiders kunnen het niet alleen. Juist zij niet.


(Verschenen in: Tijdschrift voor Management Development jaargang 19, nummer 1, voorjaar 2011)

woensdag, februari 09, 2011

In gesprek met Otto Scharmer (Theorie U)

Maandag 7 februari jl gaf Otto Scharmer - bekend van Theorie U, en het gelijknamige boek dat hij een jaar geleden in Amsterdam presenteerde - een Masterclass op de conferentie 'Elk kind is een belofte' van de stichting Duurzaam Leren.

Voor het NIVOZ en het kind stelde ik hem één brandende vraag: 'Wat is het beste advies dat u kunt geven aan iemand die elke dag staat voor de klas staat ?'

Hier is zijn antwoord, bescheiden, verrassend en indringend - en niet alleen relevant voor leerkrachten, maar voor iedereen die dagelijks met mensen werkt:


Otto Scharmer - De 6e conferentie Duurzaam Leren from 21/12 PRODUCTIES on Vimeo.



Dr Otto Scharmer (MIT) on learning and learning environments


Sustainable Learning Conference, February 7, 2011, Den Haag, NL

The greatest advice I can give is something I have come to learn in my own learning process: every profound process of learning is not about filling an empty barrel called ‘student’ with knowledge until it is full. The learning process is basically about igniting a flame. Igniting a flame and using that, you could almost say a sacred source, of wandering, of questioning, of aspiring to know. Of grasping something larger than just myself, to nurture that, to hold the space for that and to partner with that sacred force of learning. That flame is the deeper humanity within us, the knowledge that I already bring when I am growing up, when I am being born.

I do a lot of advanced knowledge creation and work with younger and senior leaders, institutions and organizations and what I really do... Is not just knowledge about the world, but the most important is knowledge about yourself, self knowledge. It is that dimension of knowledge, knowing who you are, as a human being, and what the difference is you want to make in the world.

In adult populations self knowledge is the most difficult to teach and yet the most important one to attend to and also the most appreciated from the side of the learners. I experience this across sectors in society and cultures all over the world. There is a deep hunger for that. I also experience that with twenty-somethings at MIT. The younger generations coming in are much more open for that deeper self knowledge than we would have been a generation ago. I think it goes deeper and deeper into the student generation that now is attending the schools.

If I have any core competence than it is being a teacher – that is what I am feeling a little comfortable to talk about, based on my own experience. So how do you operate as a teacher? Self knowledge can not be taught from outside. You can only make the learner become aware of what they already know. That’s really the essence of self knowledge and the deeper work of learning in leadership in all institutions today. Because I know a few people from the younger generations... I think what is new in this century, is that people wake up to that level of inquiry and interest and knowing, way before we used to when we grew up. I think that’s the cutting edge of learning.

So how do you attend to all these different biographies, to helping people to explore context that can help to become aware of who you really are and what is the main mechanism there? One of the main mechanisms I am using, in finding out who I really am – much is about reflecting – is by moving out into the world. By having deep emerging experiences with different 'pockets' of society – particularly the underprivileged, the voiceless, the powerless. As I connect to them I become part of the social field. That social field is opening up my deeper capacities of empathy, of feeling, of attending. It’s not just emotion – it’s how I connect to the larger social field around us. That’s the real source of entrepreneurship, of innovation, and also of cohesion in society that very often is about to break apart as we know – even here in Holland, which has always has been the role model for integration. We know it is already broken apart in other countries.

Another aspect that I am focusing on in my environments of adult learning is not only to help people to access to empathy but also to help people to open to the deeper capacities of will – the Open Will. The Open Will has to do with my hand, with the doing, with learning by doing. People across all cultures very naturally connect to this learning by doing. I think it is much more important today than it was a generation or two ago, because the learning is through doing it, not just through theoretical models. The open will also means having a deeper knowing of who you really are and the change that you want to bring about. So those are environments that if you want to create them as an educator, what you do is on the one hand you allow people to have deeper emerging experiences in society at special topics, you allow them to create experiments where they help, where they try to make a difference in society and you help them to create deeper reflective spaces.

One practice I am using myself when I work with groups or with teams is that, every evening before going to sleep, I try to put myself into the service of that community, of these people. Just to align your own attention with the purpose, helping these groups or individuals to connect with their deeper capacity of creating and of making a difference. That is what I have found useful and a little bit my own experience.

maandag, januari 31, 2011

Zonne Energie

November 1988 stond ik 's nachts bij de Berlijnse Muur. Het was koud en donker. Kale wachttorens, onneembaar en naargeestig. Er ging ineens een telefoon. Zo'n ouderwets geluid, dat iedereen nu als ringtoon heeft - maar dan vele malen indringender. Ik schrok me rot. Als iemand me toen gezegd had: 'Over een jaar staan op deze muur mensen te dansen' had ik het niet geloofd. Gaatje in je hoofd. Precies een jaar later was het zover. Genoeg kritische massa, het was niet meer te houden. Precies wat nu in Noord-Afrika gebeurd. Dat leek tot voor kort ook niet mogelijk.

De gebeurtenissen in Egypte doen me weer denken aan een artikel dat ik meer dan tien jaar geleden schreef. Door een blog van Michel Gastkemper werd ik eraan herinnerd. Niet wetenschappelijk van opzet, nauwelijks onderbouwd - intuïtief en narratief. Het verscheen zomer 2001 in Jonas magazine. Hieronder een bewerking, aangepast aan de actualiteit. Oordeel zelf over de relevantie.


Augustus 1980 stap ik samen met mijn beste kameraad op de stadstram in Boedapest. We zijn al anderhalve maand op reis door de Balkan en Oost-Europa. We horen net over de stakingen op de Poolse werven van Gdansk. Solidariteit, Lech Walesa. Ik moet onwillekeurig denken aan de Praagse Lente. Alexander Dubcek, 1968. En dan aan de opstand in het land waar we nu zijn, Hongarije, 1956. In de muren van sommige gebouwen zijn de kogelgaten nog te zien. 'Gek hè?, zeg ik in de schuddende tram tegen Maarten, die geschiedenis studeert. 'De Praagse Lente is toch twaalf jaar geleden? En de Hongaarse opstand weer twaalf jaar daarvoor?' 'Nou èn?', zegt Maarten. 'Dat is toch opmerkelijk?', roep ik boven het gepiep en geknars van de stadsboemel uit. Hij haalt z’n schouders op, kan er niets mee. Ik laat het er verder bij.

Het is Quatorze Juillet, 1989. Op de Champs Elysée kijk ik samen met duizenden anderen naar tientallen jonge Chinezen die bellend naast hun fiets lopen. De opstand op het Plein van de Hemelse Vrede is net neergeslagen. Als een (machteloos) gebaar van solidariteit zijn gevluchte studenten uitgenodigd deel te nemen aan het grandioze defilé ter viering van tweehonderd jaar Franse vrijheid, gelijkheid en broederschap. De studentendemonstraties die Frankrijk in mei ’68 verscheurden, liggen ver achter ons.

Maar die bellende studenten zijn pas het begin. De opstand in Beijing werd nog neergeslagen, maar een paar maanden later is het niet meer te houden. Er hangt iets in de lucht: spanning, opwinding. Er staat iets te gebeuren, en hoe: de Berlijnse Muur wordt met enorme hamers gesloopt. Die mokerslagen lijken het startschot voor een wereldwijde run naar de vrijheid. De Sovjet-Unie begint uit elkaar te vallen en zelfs (of juist) Michael Gorbatsjov kan niet meer stoppen wat in gang is gezet. Nelson Mandela loopt als een vorst de vrijheid tegemoet, de Apartheid wordt bij wet opgeheven.

Na de Tweede Wereldoorlog zat er voor de meeste koloniale mogendheden niets anders op dan hun overzeese gebieden langzaam maar zeker te laten gaan. Bewegingen van onderop waren niet te stuiten, meestal aangevoerd door een charismatische leider. Gandhi in India, Soekarno in wat ooit 'Ons Indië' was. Vanaf WO II is er een ritme, een cadans. Eerst ontstaat er onrust, een kleine beweging. Nog nauwelijks merkbaar of zichtbaar, maar energie begint zich samen te ballen. Dan ineens, zonder duidelijk aanwijsbare reden, laaien de vlammen op. Op hetzelfde moment gebeuren op verschillende plaatsen ineens vergelijkbare dingen. Het werkt aanstekelijk, heel snel doen velen mee. Het gaat als een lopend vuurtje. Het lijkt wel een internationale choreografie, wereldwijd vol vuur gedanst.

En het gaat met sprongen in de tijd. Midden jaren veertig: de dekolonisatie van India, Indonesië; tweede helft jaren vijftig: Hongaarse opstand, Cubaanse revolutie; eind jaren zestig: Praagse lente, studentenopstanden van mei ’68; eind jaren zeventig: Iran, Nicaragua, Polen; eind jaren tachtig/begin jaren negentig: Plein van de Hemelse Vrede, Berlijnse Muur, uiteenvallen Sovjet Unie, opheffing apartheid, Nelson Mandela vrij; en begin deze eeuw, in 2001 nine-eleven, 11 september - in het Westen een onbegrijpelijk drama, door veel moslims gevierd als een overwinning. En nu lijkt het niet meer te houden in Noord-Afrika en misschien slaat het wel over naar de hele Arabische wereld. Regimes beginnen om te vallen. De massa's voelen de macht van het getal.

Ongeveer elke tien, elf, twaalf jaar gebeurt er 'iets' dat verband houdt met losmaken, opstand, bevrijding. Het is steeds een beweging van onderaf. Machthebbers zonder gezag of legitimiteit liggen onder vuur. Mensen gaan de straat op, (een deel van) de wereld staat even in vuur en vlam. Verhitte strijd die op sympathie van velen kan rekenen: het zijn vaak idealen die aanstekelijk werken.

Sinds het midden van de negentiende eeuw weten we dat de zonneactiviteit een cyclus van ruim elf jaar kent: de zonnevlekken. Dan slaan enorme vlammen uit de zon richting aarde. De afgelopen vijftig jaar gebeurde dat midden jaren veertig, tweede helft jaren vijftig, eind jaren zestig, eind jaren zeventig, eind jaren tachtig/begin jaren negentig en in de eerste jaren van deze eeuw. En nu weer. Deze week nog in de krant en op het web: een simultane dubbele eruptie van de zon (foto boven).

Gemiddeld elke elf jaar is er verhoogde zonneactiviteit en ongeveer elke elf jaar maken we een periode van verhoogde politieke activiteit mee. 'Zomaar, ineens.' Aanstekelijk activisme, gevoed door idealen van vrijheid en onafhankelijkheid. En niet alleen het ritme van elf jaar komt overeen, ook de tijdsmomenten lopen synchroon. De politieke stormen woeden in dezelfde jaren als de zonnestormen.

maandag, januari 17, 2011

‘Zomaar’ moeilijk opvoedbaar


Een waargebeurd verhaal, niet zo lang geleden (er waren nog asbakken in het openbaar vervoer). Gehoord bij het NIVOZ, van een bekende Duitse orthopedagoog, Beate Letschert. Hoe gewone kinderen ‘zomaar’ moeilijk opvoedbare kinderen kunnen worden. Hoe het werkt.

Twee moeders staan te wachten op de metro. Ze zijn druk in gesprek. Tataratara. Ze hebben een klein meisje en een iets ouder jongetje bij zich. Die zijn allebei nog te jong om al naar school te gaan. Ze hebben geen deel aan het gesprek van de moeders. Het meisje ligt schattig in haar wagentje. Het jongetje staat er wat verloren bij.

Hij probeert de aandacht van zijn moeder te trekken. De moeder reageert kort en snel en praat weer verder met de andere moeder. Tataratara. Het jongetje vraagt weer iets en de moeder wordt nu kortaf. En gaat weer door met de andere moeder. Tataratara. De metro arriveert en al pratend stappen de moeders met hun kinderen in. Tataratara.

In de metrowagen begint het jongetje te spelen met de klep van een asbak. Klepperdeklep. De moeder zegt: Hou daar mee op. Het jongetje stopt even, en begint dan weer. Klepperdeklepperdeklep. De moeder wordt nu boos. Het jongetje houdt dan even op, en gaat weer verder. Klepperdeklepperdeklepklep.

‘En dat kind gaat straks naar school,’ besluit Beate Letschert haar verhaal. Je zult dat jongetje maar in de klas krijgen. Erger nog, je zult hem maar zijn...

Beate Letschert is weer in het land: op woensdag 16 februari 2011, 's avonds te gast bij het NIVOZ in Driebergen.

Twitter Delicious Facebook Digg Stumbleupon Favorites More